Kennispublicatie: Goederen in vluchtwegen

In februari 2023 hebben wij onze expertise gedeeld in een kennispublicatie over het thema: Goederen in vluchtwegen. Deze uitgave biedt een grondige analyse van de regelgeving rondom brandveilig gebruik van gebouwen en het risico dat goederen in vluchtwegen met zich meebrengen.
Hoewel de implementatie van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) tot nu toe minimale wijzigingen heeft gebracht in de regelgeving betreffende brandbare objecten in verkeersruimten, verwachten wij significante veranderingen in de nabije toekomst.

Vluchtroutes en de daarin aanwezige goederen fungeren bij noodsituaties als obstakels, vooral in gemeenschappelijke vluchtroutes van wooncomplexen, wat de vluchtveiligheid van bewoners negatief beïnvloedt. Toezicht op de inrichting en aankleding van vluchtroutes is in de praktijk lastig, omdat controles momentopnames zijn en de situatie door dynamisch gebruik dagelijks kan variëren.

Wet- en regelgeving

De fundamenten van brandveiligheid binnen wooncomplexen zijn vastgelegd in de Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze documenten beschrijven de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische vereisten voor brandveiligheid.

De algemene zorgplicht

Vanuit de algemene zorgplicht zijn overheden, bedrijven en burgers verantwoordelijk voor een veilige en gezonde leefomgeving. Iedereen moet maatregelen nemen die weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat een activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, met als doel die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken of, van de activiteit af te zien, als dat niet voldoende kan. Indien een gebouweigenaar bijvoorbeeld onvoldoende onderhoud uitvoert aan een bouwwerk bestaat het gevaar op instorten van dat bouwwerk. De nadelige gevolgen voor de leefomgeving die hierbij ontstaan, zijn dan in strijd met deze algemene zorgplicht.

De algemene zorgplicht moet gezien worden als een ‘vangnet’ voor die gevallen waar geen sprake is van specifieke regels, zorgplichten of vergunningvoorschriften. Zodra activiteiten en gevolgen van activiteiten zich voordoen die niet nader zijn gereguleerd, omdat de wetgever ze niet heeft voorzien, is deze zorgplicht belangrijk.

De algemene zorgplicht kan door het bevoegd gezag alleen bestuursrechtelijk worden gehandhaafd door bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang. Het strafrechtelijk handhaven van de algemene zorgplicht kan het bevoegd gezag niet.

Specifieke zorgplichten

In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht (artikel 1.6) en in het Bbl is een drietal specifieke zorgplichten opgenomen (artikel 2.6, 3.5 en 6.4). De voormalige algemene zorgplicht van de Woningwet (artikel 1a) is in het Bbl opgenomen in een drietal specifieke zorgplichten. Deze specifieke zorgplichten gaan dieper in op de algemene zorgplicht, waarbij deze concreter zijn en voor specifieke activiteiten. De specifieke zorgplichten zijn algemene regels, die direct gelden voor burgers en bedrijven. Anders dan de algemene zorgplicht, gelden specifieke zorgplichten altijd voor de betreffende specifieke activiteit. Het bevoegd gezag kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk specifieke zorgplichten handhaven.

Artikel 6.4 (Specifieke zorgplicht: brandveilig gebruik van bouwwerken)

In Besluit bouwwerken leefomgeving heeft de wetgever een specifieke zorgplicht opgenomen, voor het brandveilig gebruik van gebouwen (art 6.4 Bbl).

Hierin wordt gesteld dat:
Degene die redelijkerwijs kan vermoeden dat als gevolg van het gebruik een situatie kan ontstaan, verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om te voorkomen dat:

  • brandgevaar wordt veroorzaakt;
  • bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt;

de melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

  • het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd;
  • het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd; en
  • er op een andere manier gevaar voor de brandveiligheid ontstaat of voortduurt.

Bovenstaande is inhoudelijk niet significant anders vergeleken met de zorgplicht vanuit de Woningwet en het Bouwbesluit 2012.

Vanuit de in de Omgevingswet opgenomen zorgplicht wordt de eigenaar primair verantwoordelijk gesteld voor de (brand-)veiligheid binnen het gebouw, echter heeft de gebruiker ook verantwoordelijkheden. Hieromtrent dienen afspraken binnen een Vereniging van Eigenaren (VvE) of in de huurovereenkomst te worden vastgelegd (‘goed huurderschap’). Overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek is de huurder immers verplicht ‘zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goede huurder te gedragen’ (artikel 7.213 BW).

Hierbij dient te worden vermeld dat de verantwoordelijkheid door de eigenaar in de huurovereenkomst niet kan worden ‘weg-gecontracteerd’. Uit jurisprudentie is gebleken dat de eigenaar van het gebouw tevens verantwoordelijk is om toezicht te houden op de naleving van de in de huurovereenkomst opgenomen afspraken tussen huurder en verhuurder.

Brandveilig gebruik

Voorschriften op gebied van brandveilig gebruik zijn beschreven in afdeling 6.2 Brandveiligheid van het Bbl. In deze afdeling zijn regels opgenomen (in artikel 6.14) voor de aankleding van een besloten ruimte, met oog op het voorkomen van brandgevaar.  

Hierin staat onder andere dat in een gemeenschappelijke besloten ruimte van een woongebouw de aankleding geen brandgevaar mag opleveren. En dat dit gevaar in ieder geval niet aanwezig is als

  • de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert;
  • onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;
  • voldoet aan brandklasse A1 bedoeld in NEN-EN 13501-1;
  • voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen, bedoeld in paragrafen 3.2.7 en 4.2.7; of
  • een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur heeft van ten hoogste 60 seconden.

Bovenstaande betekent dus dat in een gemeenschappelijke besloten ruimte (corridors, besloten galerijen en trappenhuizen) geen brandbare materialen mogen worden gestald. Een tafeltje en stoeltjes in de gang van een woongebouw mag alleen worden toegestaan als deze voldoen aan ten minste een van de bovenstaande eisen.

Wat is wel toegestaan? 

Per 1 juli 2024 is artikel 6.15a van het Bbl inwerking getreden. 

Artikel 6.15a (geen brandgevaarlijke objecten op vluchtroute, woongebouw) geeft een nog specifiekere beschrijving van wat niet in de een gemeenschappelijk verkeersruimte aanwezig mag zijn. En luidt als volgt:

  1. In een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw waardoor een vluchtroute voert zijn geen brandbare objecten aanwezig. Onder brandgevaarlijke object worden in ieder geval verstaan:
    • meubilair;
    • fietsen en scootmobielen;
    • afvalstoffen en kratten; en
    •  decoratie
  1. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a en d, is meubilair en decoratie toegestaan als het:
    • van metaal, steenachtig materiaal of glas is;
    • materiaal dat onbrandbaar is volgens NEN 6064; of
    • materiaal dat voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501.
  2. Het eerste lid in niet van toepassing op:
    • Objecten voor bewegwijzering en informatie aan bewoners;
    • Een foto, een schilderij of een andere afbeelding met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m² bij de toegang van een woning; en
    • Een deurmat met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m² bij de toegang van een woning.

Dit komende artikel geeft specifiek aan welke objecten in de gemeenschappelijke verkeersruimten wel/niet zijn toegestaan en onder welke voorwaarde.

De impact van dit artikel is behoorlijk groot, in veel woongebouwen zijn bewoners gewend en gehecht geraakt aan de gezellige inrichting in de gemeenschappelijke verkeersruimten. Eerder was een enigszins subjectieve beoordeling op basis van het kapstokartikel mogelijk (Wanneer heeft een product een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar?). Nu wordt deze ruimte voor interpretatie/beoordeling grotendeels weggehaald door specifiek voor te schrijven wat wel/niet is toegestaan. Daar naast zijn er maar weinig materialen anders dan metaal, steenachtig of glas die voldoen aan de gestelde brandklasse of onbrandbaar zijn conform de NEN 6064.

Toezicht houden en handhaven

De hierboven behandelde artikelen betreffen wetgeving en toekomstige wetgeving. Het naleven van de huidige en toekomstige wetgeving is essentieel. Het is van belang dat bewoners geïnformeerd zijn en dat er toezicht gehouden wordt op de naleving van deze wetten. Bij het constateren van overtredingen dient (door gebouweigenaren) vervolgens handhavend te worden opgetreden door mensen aan te spreken op hun handelen en gedrag.

Meer over dit onderwerp?

Om een volledig inzicht te krijgen in de wet- en regelgeving aangaande brandveilig gebruik kan de opleiding Brandpreventiedeskundige 1 worden gevolgd bij Obex Opleidingen & Trainingen. Tijdens deze opleiding krijgt u een volledig en actueel overzicht van de wet- en regelgeving op juridisch, bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch gebied. Brandveilig gebruik is hier een onmiskenbaar onderdeel van.

Brafon Advies & Implementatie kan u ook helpen met een advies over bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid. Onze consultants zijn gespecialiseerd en kunnen u middels een brandveiligheidsonderzoek een gericht advies geven.

Richard Bakker
Consultant Brandveiligheid

 

Deel deze post op:

Dit is misschien ook interessant voor je?