De manier waarop een gebouw wordt ingericht en aangekleed is de afgelopen jaren sterk veranderd. Dit komt onder andere door steeds meer gebruik te maken van synthetische en/of brandbare materialen. Uit diverse onderzoeken is geconcludeerd dat dit bij brandsituaties kan resulteren tot een snellere brand- en rookontwikkeling en een significante toename van bij verbranding vrijkomende toxische stoffen. In deze nieuwe kennispublicatie duiken we in de regelgeving omtrent het brandveilig gebruik van een gebouw.
De inrichting van vluchtroutes, en de goederen die hierin staan, fungeren bij een noodsituatie als obstakels. Met name voor de gemeenschappelijke vluchtroutes van wooncomplexen heeft dit een negatieve invloed op de vluchtveiligheid van bewoners. Als recent voorbeeld kan de fatale brand in de gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw in Arnhem worden benoemd, waarbij in de nieuwjaarsnacht van 2020 twee personen als gevolg van een in brand geraakt bankstel in de centrale hal om het leven zijn gekomen. Het houden van toezicht op de inrichting en aankleding van de vluchtroutes is in de praktijk lastig, controles betreffen immers momentopnames. Als gevolg van een dynamisch gebruik kan de situatie dagelijks variëren.
Wet- en regelgeving
De brandveiligheid binnen bouwwerken waaronder woongebouwen is grotendeels verankerd in de Woningwet en het, vanuit deze wet aangestuurde uitvoeringsbesluit: het Bouwbesluit 2012. In dit Bouwbesluit is beschreven op welke wijze de brandveiligheid bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch moet zijn ingericht.
Vanuit de in de Woningwet opgenomen zorgplicht wordt de eigenaar primair verantwoordelijk gesteld voor de (brand-)veiligheid binnen het gebouw, echter heeft de gebruiker ook verantwoordelijkheden. Hieromtrent dienen afspraken in de huurovereenkomst te worden vastgelegd (‘goed huurderschap’). Overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek is de huurder immers verplicht ‘zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen’ (artikel 7.213 BW).
Hierbij dient te worden vermeld dat de verantwoordelijkheid door de eigenaar in de huurovereenkomst niet kan worden ‘weg-gecontracteerd’. Uit jurisprudentie is gebleken dat de eigenaar van het gebouw tevens verantwoordelijk is om toezicht te houden op de naleving van de in de huurovereenkomst opgenomen afspraken tussen huurder en verhuurder.
Naar verwachting wordt in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL), dat van kracht wordt op 1 januari 2024, een artikel opgenomen betreffende brandbare opslag in vluchtroutes.
Brandveilig gebruik
Voorschriften op gebied van brandveilig gebruik zijn beschreven in hoofdstuk 7 van het Bouwbesluit. In dit hoofdstuk van het Bouwbesluit zijn een tweetal zogenaamde ‘kapstokartikelen’ opgenomen (artikel 7.10: Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand & artikel 7.16 Restrisico Veilig vluchten bij brand). Middels deze artikelen heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om in een specifiek geval in te grijpen wanneer het brandveilig gebruik onvoldoende gewaarborgd is (ook indien het gebruik op zich voldoet aan de voorschriften vanuit het Bouwbesluit 2012). Zo wordt in artikel 7.10 gesteld dat het verboden is een bouwwerk zo te gebruiken dat brandgevaar wordt veroorzaakt of dat bij brand een gevaarlijk situatie wordt veroorzaakt.
Aanvullend hierop wordt in artikel 7.16 gesteld dat het gebruik van een bouwwerk niet mag leiden tot een situatie waarbij
-
een melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;
-
het gebruik van vluchtmogelijkheden wordt belemmerd, of
-
het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.
Indien het gebruik van een gebouw resulteert in een onveilige situatie heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om op basis van de bovenstaande kapstokartikelen de vergunninghouder hierop aan te schrijven en repressief te handhaven met als doel de onveilige situatie te beëindigen.
Aanvullend op de voorschriften vanuit het vigerende bouwregelgeving, dient er (indien er arbeid op locatie wordt verricht) tevens rekening te worden gehouden met de voorschriften vanuit de Arbowet. Het gaat vanuit deze wet met name om een veilige en gezonde werkomgeving. Op de vanuit de Arbowet voorvloeiende voorschriften wordt in deze kennispublicatie niet verder op ingegaan. Gebouweigenaren, verenigingen van eigenaren, (buurt-)beheerders, opzichters en bewoners willen wij middels deze kennispublicatie attenderen op onveilige situaties in gemeenschappelijke vluchtroutes met als doel het veiligheidsbewustzijn van deze doelgroep te vergroten.
Onderstaand zijn een aantal aandachtspunten met betrekking tot de vluchtveiligheid in gemeenschappelijke verkeersruimten opgenomen.
Inventaris, opslag en aankleding in vluchtroutes
Inventaris en opslag in vluchtroutes mag een veilige ontvluchting niet belemmeren. Dit impliceert dat de hoeveelheid inventaris in gemeenschappelijke verkeersruimten beperkt moet zijn. Aanvullend hierop wordt regelmatig geconstateerd dat de gemeenschappelijke verkeersruimten (gangen, hallen en trappenhuizen) voor diverse opslagdoeleinden worden gebruikt. Er dient toezicht te worden gehouden op het vrijhouden van vluchtroutes.
-
Wordt de doorgangsbreedte van de vluchtroute door inventaris beperkt?
Zo ja dienen de goederen te worden verwijderd/verplaatst. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een minimale doorgangsbreedte van 85 cm. Tevens dient voorkomen te worden dat bij onvoldoende zicht (dit komt veel voor bij een brand door uitval verlichting en/of rookontwikkeling) men kan struikelen over de aanwezige goederen.
-
Zijn vluchtdeuren als gevolg van inventaris en/of andere goederen niet over de volledige breedte te openen?
Alle deuren in gemeenschappelijke vluchtroutes moeten zonder gebruik te maken van een sleutel of ander los voorwerp over de volledige breedte kunnen worden geopend.
Inventaris of andere goederen welke belemmerend werken moeten worden verwijderd.
-
Wordt de zelfsluitendheid van brandwerende deuren door inventaris of goederen belemmerd?
Deuren gelegen in brand- en/of rookwerende scheidingen moeten zelfsluitend zijn uitgevoerd. Door het openhouden van deze deuren kan brand- en rookverspreiding tussen de verkeersruimten ongehinderd plaatsvinden.
-
Is brandgevaarlijke inventaris in gemeenschappelijke vluchtroutes aanwezig?
De materialisatie van toegepaste inventaris is van invloed op de vluchtveiligheid van bewoners. Producten welke licht ontvlambaar zijn en/of resulteren in een omvangrijke rookproductie zijn niet toegestaan in gemeenschappelijke vluchtroutes. Hierbij kan gedacht worden aan synthetische meubels (schuimen) en kunststof. Uitsluitend niet of moeilijk brandbare inventaris is toegestaan (steen, metaal, zwaardere houtsoorten).
-
Wordt de ruimte onder de trap voor opslagdoeleinden gebruikt?
De lege ruimte onder een gemeenschappelijke trap nodigt uit om deze voor de opslag van (brandbare) goederen te gebruiken. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de opslag van de gemeenschappelijke kerstversiering. Brandbare opslag dient direct te worden verwijderd.
-
Wordt de ruimte voor de appartementen vrijgehouden?
Veel bewoners maken gebruik van de lege ruimte op de gemeenschappelijke gang voor de appartementen. Deze ruimte mag niet voor opslagdoeleinden worden gebruikt en er dient rekening te worden gehouden met de vereiste doorgangsbreedte van de vluchtroute (ten minste 85 cm).
-
Is brandbare aankleding aanwezig in gemeenschappelijke vluchtroutes?
Aankleding (versiering) in een besloten ruimte mag geen brandgevaar veroorzaken. Er moet worden voorkomen dat toegepaste (brandbare) aankleding resulteert in een snelle ontwikkeling van brand. Uitgangspunt is dat alle aankleding altijd brandvertragend uitgevoerd wordt en hierdoor niet als een lopend vuurtje in de ruimte kan uitbreiden. Bewoners dienen zelf geen kerstversiering aan te brengen in gemeenschappelijke verkeersruimten. Tenslotte dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van druppelvorming. Met druppelvorming worden brandende of gloeiende hete druppels bedoeld welke naar beneden vallen. Hierbij kan worden gedacht aan kunststof slingers/versiering welke tegen het plafond is aangebracht. Deze aankleding dient in gemeenschappelijke ruimten te worden verwijderd.
Scootmobielen in vluchtroutes
Scootmobielen vormen in het kader van de brandveiligheid een groot probleem. Dit door de combinatie van veel kunststof (brandstof) en een laadinrichting (ontstekingsbron).
-
Worden er scootmobielen in besloten verkeersruimten geparkeerd en/of opgeladen?
Gebouweigenaren of verenigingen van eigenaren worden geadviseerd beleid op te stellen waarin het stallen en opladen van scootmobielen uitsluitend toegestaan is in specifiek hiervoor aangewezen stallingsruimten. Scootmobielen in verkeersruimten dienen te worden verwijderd.
M.b.t. elektrische fietsen in verkeersruimten zal hetzelfde beleid moeten worden opgesteld.
Roken en open vuur
Brand ontstaat in veel gevallen door onvoorzichtig rookgedrag of open vuur (niet afgeschermde warmtebron).
-
Wordt er binnen de gemeenschappelijke ruimten van een bouwwerk gerookt?
Geadviseerd wordt dat in alle gemeenschappelijke ruimten een rookverbod en een verbod op open vuur geldt.
Elektrische apparaten in vluchtroutes
Voorwerpen waarin een brand ontstaat betreffen veelal elektrische apparaten. Volgens het onderzoek naar fatale woningbranden 2020 zijn meer dan een kwart van de branden ontstaan in een elektrisch apparaat.
-
Zijn elektrische (huishoudelijke/sport) apparaten in gemeenschappelijke verkeersruimten (vluchtroutes) aanwezig?
In alle gemeenschappelijke vluchtroutes mogen geen elektrische huishoudelijke apparaten (zoals koelkasten, koffieapparaten, elektrische radiatoren, etc.) en sporttoestellen (zoals hometrainers etc.) aanwezig zijn.
Toezicht houden en handhaven
Hierboven genoemde aandachtspunten functioneren alleen als deze worden nageleefd. Dit betekent dat het noodzakelijk is dat bewoners worden geïnformeerd over gemaakte afspraken en dat toezicht worden gehouden op de nalevering hiervan. Bij het constateren van een onveilige situatie dient vervolgens handhavend te worden opgetreden door mensen aan te spreken op hun handelen en gedrag.
Meer over dit onderwerp?
Om een volledig inzicht te krijgen in de wet- en regelgeving aangaande brandveilig gebruik kan de opleiding Brandpreventiedeskundige 1 worden gevolgd. Tijdens deze opleiding krijgt u een volledig en actueel overzicht van de wet- en regelgeving op juridisch, bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch gebied. Brandveilig gebruik is hier een onmiskenbaar onderdeel van.
Brafon kan u ook helpen met een advies over bouwkundige brandveiligheid. Onze consultants zijn gespecialiseerd en kunnen u middels een brandveiligheidsonderzoek een gericht advies geven.